Europese zwarte bij. Video: WUR
In de vriezer van het Centrum voor Genetische Bronnen (CGN) van Wageningen University & Research ligt een bijzondere soort opgeslagen: de zwarte bij. Samen met andere organisaties probeert het CGN de enige inheemse honingbij te behouden, voor een toekomst met robuuste landbouw én een hoge biodiversiteit.
Bijen zijn één van de weinige productiedieren die ook in het wild voorkomen. De uitheemse en gefokte ondersoorten die populair zijn bij imkers hebben de zo kenmerkende donkere en gelige strepen en zijn de meest ijverige honingmakers. Hoewel deze bijen oorspronkelijk niet in de natuur voorkwamen, vliegen ze tegenwoordig overal in Nederland rond. Toch vormt het eiland Texel een uitzondering, want imkers die daar wonen houden een andere bij: Apis mellifera mellifera, ofwel de zwarte bij. De zwarte bij is een ondersoort van de Westerse honingbij (Apis mellifera), waarvan in totaal 25 ondersoorten bestaan over de hele wereld. In een brede strook van Frankrijk tot ver in Rusland is de zwarte bij de inheemse ondersoort. Tot halverwege de 19de eeuw hielden imkers deze soort. Daarna begonnen zij allerlei uitheemse en gefokte ondersoorten mee te nemen naar Nederland. Tegenwoordig domineren twee ondersoorten de Nederlandse imkerij: de carnicabij, oorspronkelijk uit de Balkan, en de buckfastbij, die gefokt is door een imker in Engeland. Desondanks, van de in totaal ongeveer 90.000 bijenvolken in Nederland zijn er hooguit 150 volken van de zwarte bij.
Links: Stukken van de honingraat waarin de darren zitten, worden uitgesneden bij de kasten van Texelse bijenhouders. Foto: WUR Rechts: In het lab halen onderzoekers de darrenpoppen uit de raat en isoleren het DNA. Foto WUR
Waar het bij andere landbouwdieren niet uitmaakt welk ras de buurman houdt, ligt dat bij rondvliegende bijen anders. Al deze ondersoorten van de honingbij kunnen namelijk onderling kruisen. Door de hybrides die daaruit ontstaan, gaat het unieke DNA van de zwarte bij verloren en daarmee verdwijnen de kenmerkende eigenschappen van de zwarte bij. Volgens Annemieke Rattink van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN), onderdeel van WUR, is dat een groot probleem. ‘De zwarte bij is aangepast aan de inheemse flora en fauna, bijvoorbeeld als bestuiver van bloemen. Het beestje is dus belangrijk voor onze biodiversiteit.’
Biologisch cultureel erfgoed in de vriezer
Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland is de opslagplaats voor DNA van tientallen soorten zeldzame landbouwhuisdieren, gewassen, struiken en bomen, schelpdieren en vissen. Vaak gaat het om ingevroren sperma. Het oudste buisje sperma dateert van 1959. De zaadcellen blijven hierin vertraagd verder leven en kunnen weer gebruikt worden in onderzoeksprojecten of door fokkers. Het sperma van een stier dat in 1970 was ingevroren, bleek na ruim een halve eeuw nog tot de geboorte van een gezond kalfje te kunnen leiden.
'De zwarte bij is belangrijk voor onze biodiversiteit.'
De zwarte bij is een inheemse bijensoort die vroeger overal in Nederland voorkwam en nu alleen nog op Texel te vinden is. Het behoud van deze bij is belangrijk voor de biodiversiteit. Maar hoe zuiver is de Texelse bij? Dat stellen onderzoekers van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland, onderdeel van Wageningen University & Research, vast.
‘We bewaren hier bij het CGN ons biologisch cultureel erfgoed’, legt Rattink uit. ‘Vroeger had je veel meer variatie in landbouwdieren en die rassen waren goed aangepast aan het leven in verschillende landschappen. Nu is de landbouw heel uniform geworden en houden bijvoorbeeld bijna alle melkveehouders dezelfde koe. Bij ziekten en in een veranderd klimaat maakt dat de landbouw kwetsbaar.’ De laatste jaren is de visie van de overheid op de landbouw aan het veranderen. ‘In de toekomst moeten de belangen van natuur en landbouw steeds meer samengaan. Dan zijn die oude rassen misschien weer interessanter voor boeren in het gebied waar zo’n ras vandaan komt.’
Een sterke populatie is zuiver en divers
De zwarte bij is het eerste insect in de collectie van het CGN. Daarom willen Rattink en haar collega’s nu als eerste de vraag beantwoorden of er in Nederland nog echt zuivere zwarte bijen zijn. Bijen die dus geen DNA van andere ondersoorten hebben. Daarvoor moeten ze op Texel zijn, waar de gemeenteraad 40 jaar geleden al besloot in te zetten op het behoud van de zwarte bij. De zee rondom het eiland vormde al een natuurlijke barrière en een importverbod op niet-inheemse bijen moest bijenziektes buiten de deur houden. Deze keuze heeft er vervolgens voor gezorgd dat de zwarte bij in Nederland behouden bleef. Nog steeds mogen Texelse imkers alleen zwarte bijen houden. Samen met collega Menno Diersmann reisde Rattink in het voorjaar van 2024 af naar Texel om DNA te verzamelen van de zwarte bijen op het eiland. Bij alle volken van de 17 imkers verzamelden zij enkele larven. Die zijn vervolgens opgeslagen bij het CGN voor genetische analyse. ‘Hoe zuiver de zwarte bij op Texel precies is, kun je alleen achterhalen met genetisch onderzoek’, legt Rattink uit. ‘De vraag is bovendien hoe divers de populatie is of dat er sprake is van inteelt. Misschien zijn de koninginnen op Texel wel sterk aan elkaar verwant en dat maakt de populatie zwakker.’ Begin 2025 verwachten de onderzoekers uitsluitsel te kunnen geven.
'We bewaren hier bij het CGN ons biologisch cultureel erfgoed’
Foto links: Uiteindelijk wordt het sperma van bijenvolken die genetisch het meest van elkaar verschillen, opgeslagen bij het CGN, in tanks met vloeibare stikstof. Foto: WUR
De volgende stap is dat de onderzoekers de meeste diverse en zuivere volken selecteren om bijensperma te verzamelen. Voordat dit mogelijk is, moet echter eerst duidelijk zijn wat de beste invriesmethode voor bijensperma is. Rattink: ’Het protocol voor het invriezen van sperma is bij elke diersoort anders. Dat komt heel nauw, anders gaan de zaadcellen dood en kun je ze niet meer gebruiken in de toekomst.’ Zodra het protocol vaststaat, reizen de onderzoekers opnieuw af naar Texel om van de geselecteerde volken enkele darren te vangen, waarvan ze sperma gaan opslaan.
Natuurinclusieve landbouw beter met inheemse rassen
Rattink werkt in dit project samen met de Nederlandse Bijenhoudersvereniging, de Stichting Duurzame Bij en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH), die houders van zeldzame huisdierrassen ondersteunt en nieuwe houders warm probeert te maken. Nonja Remijn, bureaucoördinator bij SZH legt uit waarom zij dat doen: ‘Sommige oude landbouwrassen staan nog maar bij enkele houders. Het is zonde als die verdwijnen. Deze oude landbouwrassen blijken vaak goed te passen in de biologische landbouw, bij boeren die hun dieren in natuurgebieden laten grazen en bij boeren die streven naar een gesloten kringloop op hun bedrijf. In de transitie naar natuurinclusieve landbouw zien we de kansen voor deze oorspronkelijke rassen alleen maar groter worden.’ Een voorbeeld? ‘Je kunt bepaalde runderrassen en bepaalde kippen goed houden in een boomgaard. De zwarte bij is daar een perfecte aanvulling op, als honingbij en bestuiver.’
Rechts: De zwarte bij. Foto: Shutterstock
Deel dit artikel